
Ik ben Manon en ik ben 12 jaar oud. Mijn oom Piet heeft een aandoening met een moeilijke naam: alfa-1 antitrypsine deficiëntie. Dat betekent dat hij te weinig van de stof alfa-1 antitrypsine in zijn lichaam heeft.
Normaal zorgt die stof er voor dat je afweer goed reageert op infecties. Infecties kun je krijgen door ziekteverwekkers. Je afweer beschermt je tegen ziekteverwekkers waardoor je snel weer beter wordt. Maar weet je wat vervelend is aan alfa-1 antitrypsine deficiëntie? Van die stof hoor je genoeg te hebben. Als je er te weinig van hebt, dan stopt je afweer niet als deze alle ziekteverwekkers heeft opgeruimd. Je afweer blijft maar door gaan. Nou, je begrijpt het al. Dat is niet de bedoeling. Dan kunnen delen van het eigen lichaam beschadigen. Dat zijn vooral de longen en lever.
Oom Piet heeft vaak last van zijn longen. Hij moet veel hoesten. Ook kan hij moeilijk adem halen. En oom Piet heeft soms een piepende adem. Hij krijgt medicijnen van de dokter. Hij had beter niet kunnen gaan roken, maar toen wist hij nog niet dat hij alfa-1 antitrypsine deficiëntie had. Dat ontdekten ze pas toen hij al in de veertig was. Maar daarna is hij meteen gestopt. ‘Als ik dit had geweten, was ik nooit met roken begonnen’, zegt oom Piet altijd. Nou ja, roken is nooit gezond, vind ik tenminste.